MahÄsatipaį¹į¹hÄna
Sutta - Aanwezigheid op bewustzijn - met het beste geanimeerde
Boeddha-beeld in Klassiek Deens-Klassisk dansk, Klassisk dansk
https://www.youtube.com/watch?v=NqD1-Xi1ioA
Zingen van de MahÄsatipaį¹į¹hÄna Sutta,
Non-profitorganisaties en activisme
Creative Commons Naamsvermelding licentie (hergebruik toegestaan)
MahÄsatipaį¹į¹hÄna Sutta - Aanwezigheid op bewustzijn āin, 29) Klassiek Engels, Romeins,
Deze Sutta wordt algemeen beschouwd als een fundamentele referentie voor meditatiebeoefening.
A. Sectie over ÄnÄpÄna
C. Paragraaf over sampajaƱƱa
D. Paragraaf over afstoting
E. Paragraaf over de elementen
F. Sectie over de negen knekelgronden
II. Observatie van VedanÄ
III. Observatie van Citta
IV. Observatie van Dhammas
A. Sectie over de NÄ«varaį¹as
B. Paragraaf over de Khandhas
C. Paragraaf over de zinssferen
D. Sectie over het Bojjhaį¹
gas
E. Sectie over de waarheden
E1. Expositie van Dukkhasacca
E2. Expositie van Samudayasacca
E3. Expositie van Nirodhasacca
E 4. Expositie van Maggasacca
Bij
Ć©Ć©n gelegenheid verbleef de BhagavÄ tussen de Kuru’s in KammÄsadhamma,
een marktstad van de Kuru’s. Daar richtte hij zich tot de bhikkhus:
- Bhikkhus .ā Bhaddante beantwoordde de bhikkhus. De BhagavÄ zei:
-
Dit, bhikkhus, is het pad dat naar niets anders leidt dan de zuivering
van wezens, het overwinnen van verdriet en weeklagen, het verdwijnen van
dukkha-domanassa, het bereiken van de juiste weg, de realisatie van
NibbÄna, dat wil zeggen de vier satipaį¹į¹hÄnas.
Welke
vier? Hier, bhikkhus, woont een bhikkhu en observeert kÄya in kÄya,
ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat hij abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van
de wereld heeft opgegeven. Hij woont met het observeren van vedanÄ in
vedanÄ, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, terwijl hij abhijjhÄ-domanassa ten
opzichte van de wereld heeft opgegeven. Hij blijft stilstaan āābij het
observeren van citta in citta, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat hij
abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van de wereld heeft opgegeven. Hij woont
en observeert dhamma Ā· s in dhamma Ā· s, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat
hij abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van de wereld heeft opgegeven.
A. Sectie over ÄnÄpÄna
En
hoe, bhikkhus, woont een bhikkhu waarnemend kÄya in kÄya? Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, die naar het bos is gegaan of naar de wortel van
een boom is gegaan of naar een lege kamer is gegaan, gaat zitten en
vouwt de benen kruiselings, zet kÄya rechtop en zet sati parimukhaį¹.
Aldus sato ademt hij in, zo sato ademt hij uit. Lang inademend begrijpt
hij: ‘Ik adem lang in’; lang uitademend begrijpt hij: ‘Ik adem lang
uit’; kort ademend begrijpt hij: ‘ik adem kort’; kort uitademend
begrijpt hij: ‘ik adem kort uit’; hij traint zichzelf: ‘voelend de hele
kÄya, zal ik inademen’; hij traint zichzelf: ‘voelend de hele kÄya, zal
ik uitademen’; hij traint zichzelf: ‘kalmerende de kÄya-saį¹
khÄras, ik
zal inademen’; hij traint zichzelf: ‘kalmerende de kÄya-saį¹
khÄras, ik
zal uitademen’.
Net
zoals, bhikkhus, een bekwame turner of een turnersleerling die een
lange bocht maakt, begrijpt: ‘Ik maak een lange bocht’; maakt een korte
bocht, hij begrijpt: ‘Ik maak een korte bocht’; op dezelfde manier
begrijpt bhikkhus, een bhikkhu, lang inademen: ‘Ik adem lang in’; lang
uitademend begrijpt hij: ‘Ik adem lang uit’; kort ademend begrijpt hij:
‘ik adem kort’; kort uitademend begrijpt hij: ‘Ik adem kort uit’; hij
traint zichzelf: ‘voelend de hele kÄya, zal ik inademen’; hij traint
zichzelf: ‘voelend de hele kÄya, zal ik uitademen’; hij traint zichzelf:
‘kalmerende de kÄya-saį¹
khÄras, ik zal inademen’; hij traint zichzelf:
‘kalmerende de kÄya-saį¹
khÄras, ik zal uitademen’.
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Verder
begrijpt bhikkhus, een bhikkhu, tijdens het lopen: ‘Ik loop’, of
terwijl hij staat begrijpt hij: ‘Ik sta’, of terwijl hij zit begrijpt
hij: ‘Ik zit’, of terwijl hij ligt begrijpt hij: ‘ Ik lig ‘. Of anders,
in welke positie zijn kÄya ook staat, hij begrijpt het
dienovereenkomstig.
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
C. Paragraaf over sampajaƱƱa
Verder
handelt bhikkhus, een bhikkhu, terwijl hij nadert en vertrekt, met
sampajaƱƱa, terwijl hij vooruit kijkt en terwijl hij rondkijkt, hij
handelt met sampajaƱƱa, terwijl hij buigt en strekt, hij handelt met
sampajaƱƱa, terwijl hij de gewaden en de bovenste mantel draagt āāen
terwijl hij de kom draagt, handelt hij met sampajaƱƱa, terwijl hij eet,
terwijl hij drinkt, terwijl hij kauwt, terwijl hij proeft, hij handelt
met sampajaƱƱa, terwijl hij zich bezighoudt met poepen en urineren, hij
handelt met sampajaƱƱa, terwijl hij loopt, terwijl hij staat, terwijl
hij zit , terwijl hij slaapt, wakker is, praat en stil is, handelt hij
met sampajaƱƱa.
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
D. Afdeling Repulsiviteit
Bovendien,
bhikkhus, beschouwt een bhikkhu dit lichaam, van de zolen van de voeten
omhoog en van het haar op het hoofd naar beneden, dat wordt afgebakend
door zijn huid en vol met verschillende soorten onzuiverheden: “In deze
kÄya zijn er de haren van het hoofd, haren van het lichaam, nagels,
tanden, huid, vlees, pezen, botten, beenmerg, nieren, hart, lever,
pleura, milt, longen, darmen, mesenterium, maag met de inhoud,
ontlasting, gal, slijm , pus, bloed, zweet, vet, tranen, vet, speeksel,
neusslijm, gewrichtsvocht en urine. “
Net
alsof, bhikkhus, er een zak was met twee openingen en gevuld met
verschillende soorten graan, zoals hill-paddy, paddy, mungbonen, kekers,
sesamzaad en gepelde rijst. Een man met een goed gezichtsvermogen, die
het heeft losgemaakt, zou overwegen [de inhoud]: “Dit is paddy-paddy,
dit is paddy, dat zijn mungbonen, dat zijn kekers, dit zijn sesamzaad en
dit is gedopte rijst;” op dezelfde manier, bhikkhus, beschouwt een
bhikkhu dit lichaam, vanuit de zolen van de voeten omhoog en van het
haar op het hoofd naar beneden, dat wordt afgebakend door zijn huid en
vol met verschillende soorten onzuiverheden: “In deze kÄya, daar zijn de
haren van het hoofd, haren van het lichaam, nagels, tanden, huid,
vlees, pezen, botten, beenmerg, nieren, hart, lever, pleura, milt,
longen, darmen, mesenterium, maag met de inhoud, ontlasting, gal, slijm,
pus, bloed, zweet, vet, tranen, vet, speeksel, neusslijm,
gewrichtsvocht en urine. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
E. Paragraaf over de elementen
Bovendien,
bhikkhus, reflecteert een bhikkhu op deze kÄya, hoe het ook geplaatst
wordt, hoe het ook uit elementen bestaat: “In deze kÄya is er het
aarde-element, het waterelement, het vuurelement en het luchtelement.”
Net
zoals, bhikkhus, een bekwame slager of leerling van een slager, nadat
hij een koe had gedood, op een kruispunt zou zitten en hem in stukken
sneed; op dezelfde manier, bhikkhus, reflecteert een bhikkhu op deze
kÄya, hoe het ook wordt geplaatst, hoe het ook wordt geplaatst: “In deze
kÄya is er het aarde-element, het waterelement, het vuurelement en het
luchtelement.”
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
F. Sectie over de negen knekelgronden
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een lijk zag, weggegooid in een
knekelgrond, Ć©Ć©n dag dood of twee dagen dood of drie dagen dood,
gezwollen, blauwachtig en etterend, beschouwt hij deze zeer kÄya: ” Deze
kÄya is ook van een dergelijke aard, het zal zo worden en is niet vrij
van een dergelijke toestand. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, opgegeten door kraaien, opgegeten door haviken,
opgegeten door gieren, opgegeten door reigers, opgegeten door honden,
zijnde opgegeten door tijgers, opgegeten door panters, opgegeten door
verschillende soorten wezens, beschouwt hij deze zeer kÄya: “Deze kÄya
is ook van dien aard, het zal zo worden en is niet vrij van een
dergelijke toestand. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, een squeleton van vlees en bloed, bij elkaar
gehouden door pezen, beschouwt hij deze zeer kÄya: “Deze kÄya is ook van
zo’n natuur, het zal zo worden en is niet vrij van een dergelijke
toestand. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, een squeleton zonder vlees en besmeurd met bloed,
bij elkaar gehouden door pezen, beschouwt hij deze zeer kÄya: “Deze kÄya
is ook van zulk een aard, het zal zo worden en is niet vrij van een
dergelijke toestand. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, een squeleton zonder vlees of bloed, bij elkaar
gehouden door pezen, beschouwt hij deze zeer kÄya: “Deze kÄya is ook van
zo’n natuur, het zal zo worden en is niet vrij van een dergelijke
toestand. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Verder,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, losgemaakte botten die hier en daar verspreid waren,
hier een handbot, daar een voetbot, hier een enkelbot, daar een
scheenbeen , hier een dijbeen, daar een heupbot, hier een rib, daar een
ruggegraat, hier een ruggegraat, daar een nekbot, hier een kaakbot, daar
een tandbot, of daar de schedel, hij beschouwt deze zeer kÄya : “Deze
kÄya is ook van dien aard, het zal zo worden en is niet vrij van een
dergelijke toestand.”
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, de botten witgemaakt als een zeeschelp, beschouwt
hij deze zeer kÄya: “Deze kÄya is ook van een dergelijke aard, het gaat
om zo te worden, en is niet vrij van een dergelijke aandoening. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, met botten van meer dan een jaar oud, beschouwt hij
deze zeer kÄya: “Deze kÄya is ook van een dergelijke aard, het is zal zo
worden en is niet vrij van een dergelijke aandoening. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
Bovendien,
bhikkhus, een bhikkhu, net alsof hij een dood lichaam zag, weggegooid
in een knekelgrond, rotte botten gereduceerd tot poeder, beschouwt hij
deze zeer kÄya: “Deze kÄya is ook van dien aard, het gaat wordt zo en is
niet vrij van een dergelijke aandoening. “
Dus
woont hij het observeren van kÄya in kÄya intern, of hij woont het
observeren van kÄya in kÄya extern, of hij woont het observeren van kÄya
in kÄya intern en extern; hij woont bij het observeren van de samudaya
van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van het
overlijden van fenomenen in kÄya, of hij woont bij het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in kÄya; of anders, [zich
realiserend:] “dit is kÄya!” sati is in hem aanwezig, slechts voor zover
ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich nergens aan
vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont en observeert kÄya in kÄya.
II. Observatie van VedanÄ
En bovendien, bhikkhus, hoe woont een bhikkhu waarnemend vedanÄ in vedanÄ?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, die een sukha vedanÄ ervaart, onderstreept: “Ik
ervaar een sukha vedanÄ”; het ervaren van een dukkha vedanÄ, onderkant:
“Ik ervaar een dukkha vedanÄ”; het ervaren van een adukkham-asukhÄ
vedanÄ, onderstreept: “Ik ervaar een adukkham-asukhÄ vedanÄ”; het
ervaren van een sukha vedanÄ sÄmisa, onderkant: “Ik ervaar een sukha
vedanÄ sÄmisa”; het ervaren van een sukha vedanÄ nirÄmisa, onderkant:
“Ik ervaar een sukha vedanÄ nirÄmisa”; het ervaren van een dukkha vedanÄ
sÄmisa, onderkant: “Ik ervaar een dukkha vedanÄ sÄmisa”; het ervaren
van een dukkha vedanÄ nirÄmisa, onderkant: “Ik ervaar een dukkha vedanÄ
nirÄmisa”; het ervaren van een adukkham-asukhÄ vedanÄ sÄmisa, onderzand:
“Ik ervaar een adukkham-asukhÄ vedanÄ sÄmisa”; het ervaren van een
adukkham-asukhÄ vedanÄ nirÄmisa, onderzand: “Ik ervaar een
adukkham-asukhÄ vedanÄ nirÄmisa”.
Aldus
woont hij observeren van vedanÄ in vedanÄ intern, of hij blijft
observeren van vedanÄ in vedanÄ extern, of hij blijft observeren van
vedanÄ in vedanÄ intern en extern; hij woont het observeren van de
samudaya van fenomenen in vedanÄ, of hij woont het observeren van het
overlijden van fenomenen in vedanÄ, of hij woont het observeren van de
samudaya en het overlijden van fenomenen in vedanÄ; of anders, [zich
realiserend:] “dit is vedanÄ!” sati is in hem aanwezig, slechts voor
zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich
nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont met het observeren
van vedanÄ in vedanÄ.
III. Observatie van Citta
En bovendien, bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van citta in citta?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu begrijpt citta met rÄga als “citta met rÄga”, of
hij begrijpt citta zonder rÄga als “citta zonder rÄga”, of hij begrijpt
citta met dosa als “citta met dosa”, of hij begrijpt citta zonder dosa
als “citta zonder dosa”, of hij begrijpt citta met moha als “citta met
moha”, of hij begrijpt citta zonder moha als “citta zonder moha”, of hij
begrijpt een verzamelde citta als “een verzamelde citta”, of hij
begrijpt een verspreide citta als “een verspreide citta”, of hij
begrijpt een uitgebreide citta als “een uitgebreide citta”, of hij
begrijpt een niet-uitgebreide citta als “een niet-uitgebreide citta”, of
hij begrijpt een te overtreffen citta als “een te overtreffen citta”,
of hij begrijpt een onoverwinnelijke citta als “een onoverwinnelijke
citta”, of hij begrijpt een vaste citta als “een vaste citta”, of hij
begrijpt een onzekere citta als “een onzekere citta”, of hij begrijpt
een bevrijde citta als “een bevrijde citta”, of hij begrijpt een
niet-citta als “een niet-citta”.
Aldus
woont hij het observeren van citta intern in citta, of hij woont het
observeren van citta extern in citta, of hij woont het observeren van
citta intern en extern in citta; hij woont het observeren van de
samudaya van fenomenen in citta, of hij woont het observeren van het
overlijden van fenomenen in citta, of hij woont het observeren van de
samudaya en het verdwijnen van fenomenen in citta; of anders, [zich
realiserend:] “dit is citta!” sati is in hem aanwezig, slechts voor
zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij woont onthecht en klampt zich
nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een bhikkhu woont het observeren van
citta in citta.
IV. Observatie van Dhammas
A. Sectie over de NÄ«varaį¹as
En
bovendien, bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s
in dhamma’s? Hier, bhikkhus, woont een bhikkhu dhamma’s observerend in
dhammas met verwijzing naar de vijf nÄ«varaį¹a’s. En bovendien, bhikkhus,
hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s in dhamma’s met
betrekking tot de vijf nÄ«varaį¹a’s?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar kÄmacchanda aanwezig is in, begrijpt: “er
is kÄmacchanda in mij”; daar er geen kÄmacchanda aanwezig is, begrijpt
hij: “er is geen kÄmacchanda in mij”; hij begrijpt hoe de
onvergelijkelijke kÄmacchanda ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane
kÄmacchanda wordt verlaten; en hij begrijpt hoe de verlaten kÄmacchanda
in de toekomst niet ontstaat.
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar binnen byÄpÄda aanwezig is, begrijpt: “er
is byÄpÄda in mij”; daar er geen byÄpÄda van binnen aanwezig is,
begrijpt hij: “er is geen byÄpÄda in mij”; hij begrijpt hoe de
onvergelijkelijke byÄpÄda ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane byÄpÄda
wordt verlaten; en hij begrijpt hoe de verlaten byÄpÄda in de toekomst
niet ontstaat.
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar thÄ«namiddhÄ aanwezig is in, begrijpt: “er
is thÄ«namiddhÄ in mij”; daar er geen thÄ«namiddhÄ van binnen aanwezig is,
begrijpt hij: “er is geen thÄ«namiddhÄ in mij”; hij begrijpt hoe de
niet-gerezen thÄ«namiddhÄ ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane
thÄ«namiddhÄ wordt verlaten; en hij begrijpt hoe de verlaten thÄ«namiddhÄ
niet in de toekomst ontstaat.
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar waar uddhacca-kukkucca van binnen aanwezig
is, begrijpt: “er is uddhacca-kukkucca in mij”; daar er geen
uddhacca-kukkucca aanwezig is, begrijpt hij: “er is geen
uddhacca-kukkucca in mij”; hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke
uddhacca-kukkucca ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane
uddhacca-kukkucca wordt verlaten; en hij begrijpt hoe de verlaten
uddhacca-kukkucca in de toekomst niet ontstaat.
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar vicikicchÄ aanwezig is in, begrijpt: “er is
vicikicchÄ in mij”; daar er geen vicikicchÄ aanwezig is binnenin,
begrijpt hij: “er is geen vicikicchÄ in mij”; hij begrijpt hoe de
onvergelijkelijke vicikicchÄ ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane
vicikicchÄ wordt verlaten; en hij begrijpt hoe de verlaten vicikicchÄ
niet in de toekomst ontstaat.
Zo
woont hij het observeren van dhamma’s in dhamma’s intern, of hij woont
het observeren van dhamma’s in dhamma’s extern, of hij woont het
observeren van dhamma’s in dhamma’s intern en extern; hij woont bij het
observeren van de samudaya van fenomenen in dhamma’s, of hij woont bij
het observeren van het overlijden van fenomenen in dhamma’s, of hij
woont bij het observeren van de samudaya en het verdwijnen van fenomenen
in dhamma’s; of anders, [zich realiserend:] “dit zijn dhamma’s!” sati
is in hem aanwezig, slechts voor zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij
woont onthecht en klampt zich nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een
bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s in dhamma’s, met
verwijzing naar de vijf nÄ«varaį¹a’s.
B. Paragraaf over de Khandhas
En
bovendien, bhikkhus, een bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s
in dhamma’s met betrekking tot de vijf khandha’s. En bovendien,
bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s in dhamma’s
met betrekking tot de vijf khandha’s?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu [onderscheidt]: “zo is rÅ«pa, zo is de samudaya
van rÅ«pa, zo is het overlijden van rÅ«pa; zo is vedanÄ, zo is de samudaya
van vedanÄ, zo is het overlijden van vedanÄ; zo is saƱƱÄ, zo is de
samudaya van saƱƱÄ, zo is het overlijden van saƱƱÄ; zo is saį¹
khÄra, zo
is de samudaya van saį¹
khÄra, zo is het overlijden van saį¹
khÄra; zo is
viƱƱÄį¹a, zo is de samudaya van viƱƱÄį¹a, zo is het overlijden van viƱƱÄį¹a
“.
Zo
woont hij het observeren van dhamma’s in dhamma’s intern, of hij woont
het observeren van dhamma’s in dhamma’s extern, of hij woont het
observeren van dhamma’s in dhamma’s intern en extern; hij woont bij het
observeren van de samudaya van fenomenen in dhamma’s, of hij woont bij
het observeren van het overlijden van fenomenen in dhamma’s, of hij
woont bij het observeren van de samudaya en het verdwijnen van fenomenen
in dhamma’s; of anders, [zich realiserend:] “dit zijn dhamma’s!” sati
is in hem aanwezig, slechts voor zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij
woont onthecht en klampt zich nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een
bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s in dhamma’s, met
verwijzing naar de vijf khandha’s.
C. Paragraaf over de zinssferen
En
bovendien, bhikkhus, een bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s
in dhamma’s met verwijzing naar de zes interne en externe Äyatanas. En
bovendien, bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s
in dhamma’s met betrekking tot de zes interne en externe Äyatanas?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu begrijpt cakkhu, hij begrijpt rūpa, hij begrijpt
de saį¹yojana die ontstaat als gevolg van deze twee, hij begrijpt hoe de
ongerezen saį¹yojana ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana
wordt verlaten, en hij begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana komt niet in
de toekomst op.
Hij
begrijpt Sota, hij begrijpt Sadda, hij begrijpt de saį¹yojana die
ontstaat door deze twee, hij begrijpt hoe de ongecontroleerde saį¹yojana
ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana wordt verlaten en hij
begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana niet ontstaat in de toekomst.
Hij
begrijpt ghÄna, hij begrijpt gandha, hij begrijpt de saį¹yojana die
ontstaat door deze twee, hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke saį¹yojana
ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana wordt verlaten en hij
begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana niet ontstaat in de toekomst.
Hij
begrijpt jivha, hij begrijpt rasa, hij begrijpt de saį¹yojana die
ontstaat door deze twee, hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke saį¹yojana
ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana wordt verlaten en hij
begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana niet ontstaat in de toekomst.
Hij
begrijpt kÄya, hij begrijpt phoį¹į¹habba, hij begrijpt de saį¹yojana die
ontstaat als gevolg van deze twee, hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke
saį¹yojana ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana wordt
verlaten en hij begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana niet ontstaat in de
toekomst.
Hij
begrijpt mana, hij begrijpt dhamma’s, hij begrijpt de saį¹yojana die
ontstaat als gevolg van deze twee, hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke
saį¹yojana ontstaat, hij begrijpt hoe de ontstane saį¹yojana wordt
verlaten en hij begrijpt hoe de verlaten saį¹yojana niet ontstaat in de
toekomst.
Zo
woont hij het observeren van dhamma’s in dhamma’s intern, of hij woont
het observeren van dhamma’s in dhamma’s extern, of hij woont het
observeren van dhamma’s in dhamma’s intern en extern; hij woont bij het
observeren van de samudaya van fenomenen in dhamma’s, of hij woont bij
het observeren van het overlijden van fenomenen in dhamma’s, of hij
woont bij het observeren van de samudaya en het verdwijnen van fenomenen
in dhamma’s; of anders, [zich realiserend:] “dit zijn dhamma’s!” sati
is in hem aanwezig, slechts voor zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij
woont onthecht en klampt zich nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een
bhikkhu woont bij het observeren van dhamma’s in dhamma’s, met
verwijzing naar de zes interne en externe Äyatanas.
D. Sectie over het Bojjhaį¹
gas
En
bovendien, bhikkhus, een bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s
in dhamma’s met verwijzing naar de zeven bojjhaį¹
gas. En bovendien,
bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s in dhamma’s
met betrekking tot de zeven bojjhaį¹
gas?
Hier,
bhikkhus, een bhikkhu, daar de sati sambojjhaį¹
ga in mij aanwezig is,
begrijpt: “er is de sati sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de sati sambojjhaį¹
ga
niet aanwezig is, begrijpt hij: “er is geen sati sambojjhaį¹
ga in mij”;
hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke sati sambojjhaį¹
ga ontstaat; hij
begrijpt hoe de ontstane sati sambojjhaį¹
ga zich tot in de perfectie
heeft ontwikkeld.
Daar
de dhammavicaya sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er
is de dhammavicaya sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de dhammavicaya
sambojjhaį¹
ga niet aanwezig is, begrijpt hij: “er is geen dhammavicaya
sambojjhaį¹
ga in mij”; hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke dhammavicaya
sambojjhaį¹
ga ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane dhammavicaya
sambojjhaį¹
ga tot in de perfectie is ontwikkeld.
Daar
de vÄ«riya sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er is de
vÄ«riya sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de vÄ«riya sambojjhaį¹
ga niet aanwezig
is, begrijpt hij: “er is geen vÄ«riya sambojjhaį¹
ga in mij”; hij begrijpt
hoe de onvergelijkelijke vÄ«riya sambojjhaį¹
ga ontstaat; hij begrijpt hoe
de ontstane vÄ«riya sambojjhaį¹
ga tot in de perfectie is ontwikkeld.
Daar
de pÄ«ti sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er is de
pÄ«ti sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de pÄ«ti sambojjhaį¹
ga niet aanwezig is in
hem, begrijpt hij: “er is geen pÄ«ti sambojjhaį¹
ga in mij”; hij begrijpt
hoe de unarisen pÄ«ti sambojjhaį¹
ga ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane
pÄ«ti sambojjhaį¹
ga zich tot in de perfectie heeft ontwikkeld.
Daar
de passaddhi sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er is
de passaddhi sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de passaddhi sambojjhaį¹
ga niet
aanwezig is, begrijpt hij: “er is geen passaddhi sambojjhaį¹
ga in mij”;
hij begrijpt hoe de ongerezen passaddhi sambojjhaį¹
ga ontstaat; hij
begrijpt hoe de ontstane passaddhi sambojjhaį¹
ga tot in de perfectie is
ontwikkeld.
Daar
de samÄdhi sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er is de
samÄdhi sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de samÄdhi sambojjhaį¹
ga niet
aanwezig is in hem, begrijpt hij: “er is geen samÄdhi sambojjhaį¹
ga in
mij”; hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke samÄdhi sambojjhaį¹
ga
ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane samÄdhi sambojjhaį¹
ga tot in de
perfectie is ontwikkeld.
Daar
de upekkhÄ sambojjhaį¹
ga van binnen aanwezig is, begrijpt hij: “er is de
upekkhÄ sambojjhaį¹
ga in mij”; daar de upekkhÄ sambojjhaį¹
ga niet
aanwezig is in hem, begrijpt hij: “er is geen upekkhÄ sambojjhaį¹
ga in
mij”; hij begrijpt hoe de onvergelijkelijke upekkhÄ sambojjhaį¹
ga
ontstaat; hij begrijpt hoe de ontstane upekkhÄ sambojjhaį¹
ga zich tot in
de perfectie heeft ontwikkeld.
Zo
woont hij het observeren van dhamma’s in dhamma’s intern, of hij woont
het observeren van dhamma’s in dhamma’s extern, of hij woont het
observeren van dhamma’s in dhamma’s intern en extern; hij woont bij het
observeren van de samudaya van fenomenen in dhamma’s, of hij woont bij
het observeren van het overlijden van fenomenen in dhamma’s, of hij
woont bij het observeren van de samudaya en het verdwijnen van fenomenen
in dhamma’s; of anders, [zich realiserend:] “dit zijn dhamma’s!” sati
is in hem aanwezig, slechts voor zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij
woont onthecht en klampt zich nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een
bhikkhu woont bij het observeren van dhamma’s in dhamma’s, met
verwijzing naar de zeven bojjhaį¹
gas.
E. Sectie over de waarheden
En
bovendien, bhikkhus, een bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s
in dhamma’s met verwijzing naar de vier ariya Ā· sacca’s. En bovendien,
bhikkhus, hoe woont een bhikkhu het observeren van dhamma’s in dhamma’s
met betrekking tot de vier ariya Ā· sacca’s?
E1. Expositie van Dukkhasacca
En
wat, bhikkhus, is de dukkha ariyasacca? JÄti is dukkha, ouder worden is
dukkha (ziekte is dukkha) maraį¹a is dukkha, verdriet, weeklagen,
dukkha, domanassa en nood is dukkha, associatie met wat niet bevalt is
dukkha, dissociatie van wat leuk is is dukkha, niet krijgen wat men wil
is dukkha; kortom, de vijf upÄdÄna Ā· k Ā· khandha’s zijn dukkha.
En
wat, bhikkhus, is jÄti? Voor de verschillende wezens in de
verschillende klassen van wezens, jÄti, de geboorte, de afdaling [in de
baarmoeder], de opkomst [in de wereld], de verschijning, de verschijning
van de khandha’s, de verwerving van de Äyatanas. Dit, bhikkhus, wordt
jÄti genoemd.
En
wat, bhikkhus, is jarÄ? Voor de verschillende wezens in de
verschillende klassen van wezens, jarÄ, de staat van vervallen zijn,
[tanden] gebroken hebben, grijs haar hebben, gerimpeld zijn, de afname
van vitaliteit, het verval van de indriya’s: dit, bhikkhus, wordt jarÄ
genoemd.
En
wat, bhikkhus, is maraį¹a? Voor de verschillende wezens in de
verschillende klassen van wezens, het overlijden, de staat van
verschuiven [uit het bestaan], het uiteenvallen, de verdwijning, de
dood, maraį¹a, het overlijden, het uiteenvallen van de khandha’s, het
neerleggen van het lijk: dit, bhikkhus, wordt maraį¹a genoemd.
En
wat is, bhikkhus, verdriet? In Ć©Ć©n, bhikkhus, geassocieerd met
verschillende soorten ongeluk, aangeraakt door verschillende soorten
dukkha dhammas, de droefheid, de rouw, de staat van rouw, de innerlijke
droefheid, de innerlijke grote droefheid: dit, bhikkhus, wordt droefheid
genoemd.
En
wat is, bhikkhus, klaagzang? In Ć©Ć©n, bhikkhus, geassocieerd met
verschillende soorten ongeluk, aangeraakt door verschillende soorten
dukkha dhammas, het geschreeuw, het geweeklaag, het geween, het gehuil,
de staat van huilen, de staat van klaagzang: dit, bhikkhus, wordt
klaagzang genoemd.
En
wat, bhikkhus, is dukkha? Wat dan ook, bhikkhus, lichamelijke dukkha,
lichamelijke onaangenaamheid, dukkha veroorzaakt door lichamelijk
contact, onaangename vedayitas: dit, bhikkhus, wordt dukkha genoemd.
En
wat, bhikkhus, is domanassa? Wat dan ook, bhikkhus, mentale dukkha,
mentale onaangenaamheid, dukkha veroorzaakt door mentaal contact,
onaangename vedayitas: dit, bhikkhus, wordt domanassa genoemd.
En
wat, bhikkhus, is wanhoop? In Ć©Ć©n, bhikkhus, geassocieerd met
verschillende soorten ongeluk, aangeraakt door verschillende soorten
dukkha dhamma’s, de problemen, de wanhoop, de toestand van problemen, de
toestand van wanhoop: dit, bhikkhus, wordt wanhoop genoemd.
En
wat, bhikkhus, is de dukkha van verbondenheid met wat onaangenaam is?
Hier, wat betreft de vormen, geluiden, smaken, geuren, lichamelijke
verschijnselen en mentale verschijnselen zijn er onaangename, niet
plezierige, onaangename, of anders degenen die verlangen naar nadeel,
degenen die verlangen naar verlies, degenen die verlangen naar ongemak,
die die verlangen naar iemands niet-bevrijding van gehechtheid,
ontmoeten, geassocieerd zijn, samen zijn, ze tegenkomen: dit, bhikkhus,
wordt de dukkha genoemd van geassocieerd worden met wat onaangenaam is.
En
wat, bhikkhus, is de dukkha van zijn gescheiden van wat aangenaam is?
Hier, wat betreft de vormen, geluiden, smaken, geuren, lichamelijke
verschijnselen en mentale verschijnselen zijn er aangename, plezierige,
aangename, of anders degenen die verlangen naar voordeel, degenen die
verlangen naar voordeel, degenen die verlangen naar comfort, degenen die
verlangen naar comfort begeerte zijn bevrijding van gehechtheid, niet
ontmoeten, niet geassocieerd zijn, niet samen zijn, hen niet tegenkomen:
dit, bhikkhus, wordt de dukkha genoemd van dissociƫren van wat
aangenaam is.
En
wat, bhikkhus, is de dukkha van niet krijgen wat men wil? In wezens,
bhikkhus, die het kenmerk hebben geboren te worden, ontstaat zo’n wens:
“oh echt, moge er geen jÄti voor ons zijn, en echt, mogen we niet naar
jÄti komen.” Maar dit kan niet worden bereikt door te wensen. Dit is de
dukkha van niet krijgen wat je wilt.
In
wezens, bhikkhus, die de eigenschap hebben oud te worden, ontstaat zo’n
wens: “oh echt, moge er geen jarÄ voor ons zijn, en echt, mogen we niet
naar jarÄ komen.” Maar dit kan niet worden bereikt door te wensen. Dit
is de dukkha van niet krijgen wat je wilt.
In
wezens, bhikkhus, die het kenmerk hebben ziek te worden, ontstaat zo’n
wens: “oh echt, moge er geen ziekte voor ons zijn, en echt, mogen we
niet tot ziekte komen.” Maar dit kan niet worden bereikt door te wensen.
Dit is de dukkha van niet krijgen wat je wilt.
In
wezens, bhikkhus, die de eigenschap hebben oud te worden, ontstaat zo’n
wens: “oh echt, moge er geen maraį¹a voor ons zijn, en echt, mogen we
niet naar maraį¹a komen.” Maar dit kan niet worden bereikt door te
wensen. Dit is de dukkha van niet krijgen wat je wilt.
In
wezens, bhikkhus, die het kenmerk hebben van verdriet, klaagzang,
dukkha, domanassa en nood, ontstaat zo’n wens: “oh echt, moge er geen
verdriet, klaagzang, dukkha, domanassa en nood voor ons zijn, en echt,
mogen we niet kom tot verdriet, weeklagen, dukkha, domanassa en
benauwdheid. ” Maar dit kan niet worden bereikt door te wensen. Dit is
de dukkha van niet krijgen wat je wilt.
En
wat, bhikkhus, zijn in het kort de vijf upÄdÄnakkhandhas? Ze zijn: de
rÅ«pa upÄdÄnakkhandha, de vedanÄ upÄdÄnakkhandha, de saƱƱÄ
upÄdÄnakkhandha, de saį¹
khÄra upÄdÄnakkhandha, de viƱƱÄį¹a
upÄdÄnÄhandakkha. Deze worden in het kort bhikkhus genoemd, de vijf
upÄdÄnakkhandhas.
Dit wordt genoemd, bhikkhus, de dukkha ariyasacca
E2. Expositie van Samudayasacca
En
wat, bhikkhus, is de dukkha-samudaya ariyasacca? Het is deze taį¹hÄ die
leidt tot wedergeboorte, verbonden met verlangen en genot, hier of daar
vreugde vinden, dat wil zeggen: kÄma-taį¹hÄ, bhava-taį¹hÄ en
vibhava-taį¹hÄ. Maar deze taį¹hÄ, bhikkhus, wanneer ontstaat, waar komt
het voor, en wanneer het zich [zelf] vestigt, waar vestigt het zich? In
dat in de wereld die aangenaam en aangenaam lijkt, dat is waar taį¹hÄ,
wanneer het ontstaat, ontstaat, waar het zich vestigt.
En
wat ter wereld is aangenaam en aangenaam? Het oog in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt, daar
wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. Het oor in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt, daar
wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. De neus in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar komt taį¹hÄ, bij het opstaan, daar neer, het
vestigt zich. De tong in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar komt
taį¹hÄ, wanneer het oprijst, daar, wanneer het zich vestigt, het vestigt
zich. KÄya in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ,
wanneer het opkomt, daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich.
Mana in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ,
wanneer het opkomt, daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich.
Zichtbare
vormen in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ,
wanneer het zich voordoet, daar vestigt het zich. Geluiden in de wereld
zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt,
daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. De geuren in de wereld
zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt,
daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. Smaken in de wereld
zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt,
daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. Lichaamsverschijnselen
in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer
het zich voordoet, daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich.
Dhamma’s in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ,
wanneer het opkomt, daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich.
De
eye-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
deze opkomt, ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt, vestigt hij zich.
De oor-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer deze opkomt, ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt, vestigt
hij zich. De neus-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, bij het opstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het
zich. De tong-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt,
vestigt het zich. KÄya-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt
het zich. Mana-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het
zich.
De
eye-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt, vestigt
hij zich. De oor-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt,
vestigt het zich. De neus-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het opstaan, ontstaat, daar bij het vestigen,
vestigt het zich. De tong-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij
zich vestigt, vestigt hij zich. KÄya-samphassa in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar
bij het vestigen, vestigt het zich. Mana-samphassa in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar
wanneer het zich vestigt, vestigt het zich.
De
vedanÄ geboren uit eye-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer hij opkomt, ontstaat, daar wanneer hij
zich vestigt, vestigt hij zich. De vedanÄ geboren uit oor-samphassa in
de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer hij opkomt,
ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt, vestigt hij zich. De vedanÄ
geboren uit neus-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt,
vestigt het zich. De vedanÄ geboren uit tong-samphassa in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer hij opkomt, ontstaat, daar
wanneer hij zich vestigt, vestigt hij zich. De vedanÄ geboren uit
kÄya-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, bij
het opstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het zich. De
vedanÄ geboren uit mana-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer hij opkomt, ontstaat, daar wanneer hij
zich vestigt, vestigt hij zich.
De
saĆ±Ć±Ä van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, bij het ontstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het
zich. De saĆ±Ć±Ä van geluiden in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt,
vestigt hij zich. De saĆ±Ć±Ä van geuren in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar bij het
vestigen, vestigt het zich. De saĆ±Ć±Ä van smaken in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar
wanneer het zich vestigt, vestigt het zich. De saĆ±Ć±Ä van lichamelijke
verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt, vestigt het
zich. De saĆ±Ć±Ä van Dhammas in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt,
vestigt het zich.
De
intentie [gerelateerd aan] zichtbare vormen in de wereld is aangenaam
en aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het ontstaan, ontstaat, daar bij het
vestigen, vestigt het zich. De intentie [gerelateerd aan] geluiden in de
wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het ontstaan,
ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het zich. De intentie
[gerelateerd aan] geuren in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, bij het ontstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het
zich. De intentie [gerelateerd aan] smaken in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het ontstaan, ontstaat, daar bij het
vestigen, vestigt het zich. De intentie [gerelateerd aan] lichamelijke
fenomenen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
het opkomt, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het zich. De
intentie [gerelateerd aan] dhamma’s in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar bij het
vestigen, vestigt het zich.
De
taį¹hÄ voor zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar bij het vestigen,
vestigt het zich. De taį¹hÄ voor geluiden in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij
zich vestigt, vestigt hij zich. De taį¹hÄ voor geuren in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar
bij het vestigen, vestigt het zich. De taį¹hÄ voor smaken in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat,
daar wanneer hij zich vestigt, vestigt hij zich. De taį¹hÄ voor
lichamelijke verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij zich vestigt,
vestigt hij zich. De taį¹hÄ voor dhamma’s in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het opkomt, daar wanneer het
zich vestigt.
De
vitakka van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar bij het vestigen,
vestigt het zich. De vitakka van geluiden in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer deze ontstaat, ontstaat, daar wanneer hij
zich vestigt, vestigt hij zich. De vitakka van geuren in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar
bij het vestigen, vestigt het zich. De vitakka van smaken in de wereld
is aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ, wanneer het ontstaat,
daar wanneer het zich vestigt, het vestigt zich. De vitakka van
lichamelijke verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich vestigt,
vestigt het zich. De vitakka van dhamma’s in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het
zich vestigt, vestigt het zich.
De
vicÄra van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, bij het ontstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt
het zich. De vicÄra van geluiden in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer het opkomt, ontstaat, daar wanneer het zich
vestigt, vestigt het zich. De vicÄra van geuren in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het opstaan, ontstaat, daar bij
het vestigen, vestigt het zich. De vicÄra van smaken in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer hij ontstaat, ontstaat, daar
wanneer hij zich vestigt, vestigt hij zich. De vicÄra van lichamelijke
fenomenen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar ontstaat taį¹hÄ,
wanneer het zich voordoet, daar wanneer het zich vestigt. De vicÄra van
dhamma’s in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, bij het
opstaan, ontstaat, daar bij het vestigen, vestigt het zich. Dit wordt,
bhikkhus, de dukkha Ā· samudaya ariyasacca genoemd.
E3. Expositie van Nirodhasacca
En
wat, bhikkhus, is de dukkha-samudaya ariyasacca? Het is deze taį¹hÄ die
leidt tot wedergeboorte, verbonden met verlangen en genot, hier of daar
vreugde vinden, dat wil zeggen: kÄma-taį¹hÄ, bhava-taį¹hÄ en
vibhava-taį¹hÄ. Maar deze taį¹hÄ, bhikkhus, wanneer verlaten, waar wordt
het verlaten en wanneer stopt het, waar houdt het op? In dat in de
wereld die aangenaam en aangenaam lijkt, dat is waar taį¹hÄ, wanneer het
wordt verlaten, wordt verlaten, waar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
En
wat ter wereld is aangenaam en aangenaam? Het oog in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten,
daar houdt het op met ophouden. Het oor in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer
het ophoudt, houdt het op. De neus in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar houdt het
op met ophouden. De tong in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt
het op. KÄya in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. Mana
in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer
verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op.
Zichtbare
vormen in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
Geluiden in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
geuren in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar houdt het op met ophouden. Smaken in de
wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer het wordt
verlaten, verlaten, daar houdt het op wanneer het ophoudt.
Lichaamsverschijnselen in de wereld zijn aangenaam en aangenaam, daar
wordt taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, verlaten, daar houdt het op
wanneer het ophoudt. Dhamma’s in de wereld zijn aangenaam en aangenaam,
daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt,
houdt het op.
De
eye-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De
oor-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
neus-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
tong-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer
verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op.
KÄya-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, stopt het.
Mana-viƱƱÄį¹a in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op.
De
eye-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
De oor-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het
op. De neus-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt
taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het
op. De tong-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt
taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het
op. KÄya-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer het wordt verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt,
het ophoudt. Mana-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt,
houdt het op.
De
vedanÄ geboren uit eye-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, houdt het op. De vedanÄ geboren uit oor-samphassa in de
wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt
verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De vedanÄ geboren uit
neus-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het
op. De vedanÄ geboren uit tong-samphassa in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, houdt het op. De vedanÄ geboren uit kÄya-samphassa in de
wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt
verlaten, daar bij ophouden, houdt het op. De vedanÄ geboren uit
mana-samphassa in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het
op.
De
saĆ±Ć±Ä van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het
ophoudt. De saĆ±Ć±Ä van geluiden in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt,
het ophoudt. De saĆ±Ć±Ä van geuren in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, het ophoudt. De saĆ±Ć±Ä van smaken in de wereld is aangenaam
en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, wordt verlaten,
daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De saĆ±Ć±Ä van lichamelijke
verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
saĆ±Ć±Ä van Dhammas in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
De
intentie [gerelateerd aan] zichtbare vormen in de wereld is aangenaam
en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, het ophoudt. De intentie [gerelateerd aan] geluiden in de
wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt
verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De intentie
[gerelateerd aan] geuren in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het
ophoudt, het ophoudt. De intentie [gerelateerd aan] smaken in de wereld
is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten,
daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De intentie [gerelateerd aan]
lichamelijke fenomenen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar
wordt taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, verlaten, daar houdt het op
wanneer het ophoudt. De intentie [gerelateerd aan] dhamma’s in de wereld
is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt
verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
De
taį¹hÄ voor zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt,
het ophoudt. De taį¹hÄ voor geluiden in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer
het ophoudt, stopt het. De taį¹hÄ voor geuren in de wereld is aangenaam
en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, het ophoudt. De taį¹hÄ voor smaken in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten,
daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De taį¹hÄ voor lichamelijke
verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
taį¹hÄ voor dhamma’s in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt
taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, stopt het.
De
vitakka van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt,
het ophoudt. De vitakka van geluiden in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer
het ophoudt, houdt het op. De vitakka van geuren in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer het wordt verlaten, wordt
verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De vitakka van smaken
in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer
verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De vitakka
van lichamelijke verschijnselen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt,
houdt het op. De vitakka van dhamma’s in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar wordt taį¹hÄ, wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer
het ophoudt, houdt het op.
De
vicÄra van zichtbare vormen in de wereld is aangenaam en aangenaam,
daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt,
het ophoudt. De vicÄra van geluiden in de wereld is aangenaam en
aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer
het ophoudt, het ophoudt. De vicÄra van geuren in de wereld is aangenaam
en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten, daar
wanneer het ophoudt, het ophoudt. De vicÄra van smaken in de wereld is
aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ, wanneer verlaten, wordt verlaten,
daar wanneer het ophoudt, het ophoudt. De vicÄra van lichamelijke
fenomenen in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar wordt taį¹hÄ,
wanneer verlaten, verlaten, daar wanneer het ophoudt, houdt het op. De
vicÄra van dhamma’s in de wereld is aangenaam en aangenaam, daar taį¹hÄ,
wanneer verlaten, wordt verlaten, daar wanneer het ophoudt, het ophoudt.
Dit wordt, bhikkhus, de dukkha Ā· nirodha ariyasacca genoemd.
E 4. Expositie van Maggasacca
En
wat, bhikkhus, is de dukkha Ā· nirodha Ā· gÄminÄ« paį¹ipadÄ ariyasacca? Het
is alleen deze ariya aį¹į¹haį¹
gika magga, dat wil zeggen sammÄdiį¹į¹hi,
sammÄsaį¹
kappo, sammÄvÄcÄ, sammÄkammanto, sammÄ-ÄjÄ«vo, sammÄvÄyÄmo,
sammÄsati en sammÄsamÄdhi.
En
wat, bhikkhus, is sammÄdiį¹į¹hi? Dat, bhikkhus, wat de ƱÄį¹a van dukkha
is, de ƱÄį¹a van dukkha-samudaya, de ƱÄį¹a van dukkha-nirodha en de ƱÄį¹a
van dukkha-nirodha-gÄmini paį¹ipada, dat wordt genoemd, bhikkhus,
sammÄdiį¹į¹hi.
En
wat, bhikkhus, zijn sammÄsaį¹
kappa’s? Die, bhikkhus, die saį¹
kappa’s van
nekkhamma zijn, saį¹
kappa’s van abyÄpÄda, saį¹
kappa’s van avihiį¹sÄ, die
worden genoemd, bhikkhus, sammÄsaį¹
kappa’s.
En
wat, bhikkhus, is sammÄvÄcÄ? Dat, bhikkhus, die zich onthouden van
musÄvÄdÄ, zich onthouden van pisuį¹a vÄcÄ, zich onthouden van pharusa
vÄcÄ en zich onthouden van samphappalÄpa, dat wordt genoemd, bhikkhus,
sammÄvÄcÄ.
En
wat, bhikkhus, is sammÄ-kammanta? Dat, bhikkhus, die zich onthouden van
pÄį¹ÄtipÄta, zich onthouden van adinnÄdÄna, zich onthouden van
abrahmacariya, dat wordt genoemd, bhikkhus, sammÄ-kammanta.
En
wat, bhikkhus, is sammÄ-ÄjÄ«va? Hier ondersteunt bhikkhus, een nobele
discipel, die het verkeerde levensonderhoud heeft opgegeven, zijn leven
door juiste middelen van bestaan, dat wil zeggen bhikkhus, sammÄ-ÄjÄ«va.
En
wat, bhikkhus, is sammÄvÄyÄma? Hier, bhikkhus, genereert een bhikkhu
zijn chanda voor het niet-ontstaan āāvan onvergelijkelijke pÄpaka en
akusala dhammas, hij oefent zichzelf uit, wekt zijn viriya op, past
krachtig zijn citta toe en streeft; hij genereert zijn chanda voor het
verlaten van ontstane pÄpaka en akusala dhammas, hij oefent zichzelf
uit, wekt zijn viriya op, past krachtig zijn citta toe en streeft; hij
genereert zijn chanda voor het ontstaan āāvan unarisen kusala dhammas,
hij oefent zichzelf uit, wekt zijn viriya op, past krachtig zijn citta
toe en streeft; hij genereert zijn chanda voor de standvastigheid van
opgestane kusala dhammas, voor hun afwezigheid van verwarring, voor hun
toename, hun ontwikkeling, hun cultivering en hun voltooiing, hij oefent
zichzelf uit, wekt zijn viriya op, past krachtig zijn citta toe en
streeft ernaar. Dit wordt genoemd, bhikkhus, sammÄvÄyÄma.
En
wat, bhikkhus, is sammÄsati? Hier, bhikkhus, woont een bhikkhu en
observeert kÄya in kÄya, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat hij
abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van de wereld heeft opgegeven. Hij woont
met het observeren van vedanÄ in vedanÄ, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ,
terwijl hij abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van de wereld heeft
opgegeven. Hij blijft stilstaan āābij het observeren van citta in citta,
ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat hij abhijjhÄ-domanassa ten opzichte van
de wereld heeft opgegeven. Hij woont en observeert dhamma Ā· s in dhamma Ā·
s, ÄtÄpÄ« sampajÄno, satimÄ, nadat hij abhijjhÄ-domanassa ten opzichte
van de wereld heeft opgegeven. Dit wordt genoemd, bhikkhus, sammÄsati.
En
wat, bhikkhus, is sammÄsamÄdhi? Hier, bhikkhus, een bhikkhu, losgemaakt
van kÄma, losgemaakt van akusala dhammas, die de eerste jhÄna is
binnengegaan, verblijft daarin, met vitakka en vicÄra, met pÄ«ti en sukha
geboren uit onthechting. Met het stillen van vitakka-vicÄra, ingegaan
in de tweede jhÄna, blijft hij daarin met innerlijke tanquilisatie,
eenwording van citta, zonder vitakka noch vicÄra, met pÄ«ti en sukha
geboren uit samÄdhi. En met onverschilligheid jegens pÄ«ti blijft hij in
upekkha, sato en sampajÄno, hij ervaart in kÄya de sukha die de ariya’s
beschrijven: ‘iemand die gelijkmoedig en opmerkzaam woont in [deze]
sukha’, de derde jhÄna binnengegaan, verblijft hij daarin. Het verlaten
van sukha en het verlaten van dukkha, somanassa en domanassa die eerder
waren verdwenen, zonder sukha noch dukkha, met de zuiverheid van upekkha
en sati, die de vierde jhÄna zijn binnengegaan, blijft hij daarin. Dit
wordt bhikkhus, sammÄsamÄdhi genoemd.
Dit wordt genoemd, bhikkhus, de dukkha Ā· nirodha Ā· gÄminÄ« paį¹ipadÄ ariyasacca.
Zo
woont hij het observeren van dhamma’s in dhamma’s intern, of hij woont
het observeren van dhamma’s in dhamma’s extern, of hij woont het
observeren van dhamma’s in dhamma’s intern en extern; hij woont bij het
observeren van de samudaya van fenomenen in dhamma’s, of hij woont bij
het observeren van het overlijden van fenomenen in dhamma’s, of hij
woont bij het observeren van de samudaya en het verdwijnen van fenomenen
in dhamma’s; of anders, [zich realiserend:] “dit zijn dhamma’s!” sati
is in hem aanwezig, slechts voor zover ƱÄį¹a en louter paį¹issati, hij
woont onthecht en klampt zich nergens aan vast. Dus, bhikkhus, een
bhikkhu woont met het observeren van dhamma’s in dhamma’s, met
verwijzing naar de vier ariya Ā· sacca’s.
De voordelen van het beoefenen van de Satipaį¹į¹hÄnas
Want
wie, bhikkhus, deze vier satipaį¹į¹hÄna’s gedurende zeven jaar op deze
manier zou oefenen, kan een van twee resultaten worden verwacht: ofwel
[perfecte] kennis van zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt,
anÄgÄmita.
Laat
staan āāzeven jaar, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s zes jaar lang op deze manier zou oefenen, kan een van de
twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van zichtbare
fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāzes jaar, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende vijf jaar op deze manier zou oefenen, kan een
van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāvijf jaar, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende vier jaar op deze manier zou oefenen, kan een
van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāvier jaar, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s op deze manier gedurende drie jaar zou oefenen, kan een
van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āādrie jaar, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s op deze manier gedurende twee jaar zou oefenen, kan een
van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āātwee jaar, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende Ć©Ć©n jaar op deze manier zou oefenen, kan een
van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāeen jaar, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende zeven maanden op deze manier zou oefenen, kan
een van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāzeven maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende zes maanden op deze manier zou oefenen, kan een
van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog iets aan vasthoudt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāzes maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende vijf maanden op deze manier zou oefenen, kan
een van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāvijf maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende vier maanden op deze manier zou oefenen, kan
een van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare verschijnselen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāvier maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s op deze manier gedurende drie maanden zou oefenen, kan
een van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āādrie maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s op deze manier gedurende twee maanden zou oefenen, kan
een van twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āātwee maanden, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende een maand op deze manier zou oefenen, kan een
van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāĆ©Ć©n maand, bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende een halve maand op deze manier zou oefenen, kan
een van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
Laat
staan āāeen halve maand, Bhikkhus. Want wie, bhikkhus, deze vier
satipaį¹į¹hÄna’s gedurende een week op deze manier zou oefenen, kan een
van de twee resultaten worden verwacht: ofwel [perfecte] kennis van
zichtbare fenomenen, of als er nog wat vastklampt, anÄgÄmita.
“Dit,
bhikkhus, is het pad dat naar niets anders leidt dan de zuivering van
wezens, het overwinnen van verdriet en weeklagen, het verdwijnen van
dukkha-domanassa, het bereiken van de juiste weg, de realisatie van
NibbÄna, dat wil zeggen de vier satipaį¹į¹hÄnas.” Zo is het gezegd en op
basis van dit alles is het gezegd.
Zo sprak de BhagavÄ. Verheugd verwelkomden de bhikkhus de woorden van de BhagavÄ.